Responsive image

Artikelsgewijze toelichting

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikelsgewijze toelichting

Toepassingsgebied (artikel 2)

Dit voorstel heeft betrekking op vennootschapsbelastingplichtigen die in de EU zijn opgericht of gevestigd alsook op ondernemingen die in een niet-Unierechtsgebied zijn opgericht of gevestigd dat geen dubbelbelastingverdrag heeft met de lidstaat waar een aanmerkelijke digitale aanwezigheid van de belastingplichtige is vastgesteld. Dit voorstel heeft geen betrekking op ondernemingen die in een niet-Unierechtsgebied zijn opgericht of gevestigd dat een geldig dubbelbelastingverdrag heeft met de lidstaat van de aanmerkelijke digitale aanwezigheid, teneinde eventuele schendingen van dergelijke dubbelbelastingverdragen te vermijden. Een andere situatie kan zich voordoen wanneer het toepasselijke dubbelbelastingverdrag met een niet-Unierechtsgebied een vergelijkbare bepaling betreffende een aanmerkelijke digitale aanwezigheid bevat dat vergelijkbare rechten en verplichtingen creëert ten aanzien van dat niet-Unierechtsgebied.

Definities (artikel 3)

Dit artikel bevat definities van verschillende begrippen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen in de richtlijn (onder meer digitale diensten, digitale interface, inkomsten, entiteit, gebruiker en belastingtijdvak).

Een digitale dienst is een dienst die via het internet of een elektronisch netwerk wordt geleverd en waarvan de levering wegens de aard van de dienst grotendeels geautomatiseerd en met minimale menselijke interventie gebeurt. Deze definitie stemt overeen met de definitie van "langs elektronische weg verrichte diensten" in artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en omvat hetzelfde soort diensten.

Om een belastbare nexus die alleen bij de plaats van verbruik aanknoopt, uit te sluiten, wordt de enkele verkoop van goederen of diensten die met behulp van het internet of een elektronisch netwerk wordt gefaciliteerd, niet als een digitale dienst aangemerkt. Zo is bijvoorbeeld het verlenen van toegang (tegen vergoeding) tot een digitale marktplaats voor de aan- en verkoop van auto's een digitale dienst, maar is de verkoop op zich van een auto via een dergelijke website dat niet.

Met minimale menselijke interventie wordt bedoeld dat er bij de dienst sprake is van minimale menselijke interventie vanwege de dienstverlener zonder dat er rekening wordt gehouden met de mate van menselijke interventie vanwege de gebruiker. Een dienst wordt ook geacht slechts minimale menselijke interventie te vereisen in situaties waarin de dienstverlener een systeem initieel opzet, periodiek onderhoudt of in geval van exploitatieproblemen herstelt.

Aanmerkelijke digitale aanwezigheid (artikel 4)

Met het begrip van aanmerkelijke digitale aanwezigheid wordt beoogd een belastbare nexus in een rechtsgebied te bepalen. Daarom moet het worden beschouwd als een aanvulling op het bestaande begrip van een vaste inrichting. De regels die worden voorgesteld voor de bepaling van een belastbare nexus van een digitaal bedrijf in een lidstaat, zijn gebaseerd op inkomsten uit de levering van digitale diensten, het aantal gebruikers van digitale diensten of het aantal overeenkomsten voor een digitale dienst. Deze criteria zijn factoren voor het bepalen van de "digitale voetafdruk" van een bedrijf in een rechtsgebied op basis van bepaalde indicatoren van economische bedrijvigheid. Zij moeten aanknopen bij het feit dat digitale bedrijven steunen op een brede gebruikersbasis, gebruikersinbreng en gebruikersbijdragen alsmede op door gebruikers gecreëerde waarde voor deze bedrijven. Verschillende soorten bedrijfsmodellen moeten onder deze criteria vallen. Digitale bedrijfsmodellen zijn zeer heterogeen. Sommige kunnen een zeer brede gebruikersbasis hebben terwijl andere een smallere gebruikersbasis hebben, maar toch nog altijd kunnen buigen op aanmerkelijke gebruikersbijdragen als elke individuele gebruiker een grote waarde bijdraagt. De criteria moeten ook een vergelijkbare behandeling in verschillende lidstaten garanderen, ongeacht omvang, en onbeduidende gevallen buiten beschouwing laten.

Voor de drie gebruikersgerelateerde criteria die hierboven zijn genoemd (inkomsten, aantal gebruikers en aantal overeenkomsten), zijn verschillende drempels vastgesteld. Er is sprake van een aanmerkelijke digitale aanwezigheid in een lidstaat als aan een of meer van de volgende criteria is voldaan: de inkomsten uit de levering van digitale diensten aan gebruikers in een rechtsgebied zijn hoger dan 7 000 000 EUR in een belastingtijdvak, het aantal gebruikers van een digitale dienst in een lidstaat is hoger dan 100 000 in een belastingtijdvak, of het aantal zakelijke overeenkomsten voor digitale diensten is hoger dan 3 000.

Zoals in de effectbeoordeling (12) is uiteengezet, is het van wezenlijk belang dat elke drempel voldoende hoog wordt vastgesteld om met zekerheid onbeduidende gevallen waarin de aan een digitale aanwezigheid toerekenbare winsten zelfs niet de fiscale nalevingskosten voor een vaste inrichting zouden dekken, uit te sluiten en op die manier te garanderen dat de toepassing van deze drie alternatieve drempels geen afbreuk doet aan de evenredigheid van de maatregel. De inkomstendrempel is vastgesteld op een niveau dat de geraamde nalevingskosten voor de exploitatie van een extra vaste inrichting zijn gedekt, zelfs bij lage tarieven. De drempel met betrekking tot het aantal gebruikers moet een vergelijkbaar niveau weerspiegelen in termen van geld, op basis van gemiddelde inkomsten per gebruiker. De drempel met betrekking tot het aantal zakelijke overeenkomsten moet duidelijk maken dat er alleen rekening moet worden gehouden met overeenkomsten tussen bedrijven (b2b) omdat de waarde van deze overeenkomsten normaal veel groter is dan die van overeenkomsten met particulieren. Een drempel met betrekking tot het aantal b2b-overeenkomsten moet dus aanzienlijk lager zijn dan een op gebruikers gebaseerde drempel.

Winsten die toerekenbaar zijn aan de aanmerkelijke digitale aanwezigheid (artikel 5)

De regels die worden voorgesteld voor de toerekening van winsten aan een aanmerkelijke digitale aanwezigheid, bouwen voort op het bestaande kader dat van toepassing is op vaste inrichtingen. Zij bevestigen het beginsel dat aan een aanmerkelijke digitale aanwezigheid de winsten moeten worden toegerekend die deze zou hebben behaald met de uitoefening van bepaalde wezenlijke economische activiteiten via een digitale interface, met name in haar handelingen met andere onderdelen van de onderneming, alsof het een afzonderlijke en onafhankelijke onderneming betreft die dezelfde of soortgelijke activiteiten onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden uitoefent, rekening houdende met de gebruikte activa, uitgeoefende functies en gedragen risico's. De zogenaamde Authorised OECD Approach (AOA) blijft dus het onderliggende beginsel voor de toerekening van winsten aan een aanmerkelijke digitale aanwezigheid. Dit kader moet evenwel op consequente wijze worden aangepast om rekening te houden met de manier waarop waarde wordt gecreëerd bij digitale bedrijvigheid. Bij de functionele analyse van de vaste inrichting kan het criterium van de sleutelfuncties die relevant zijn voor het aangaan van risico's en voor de economische eigendom van activa in de context van digitale bedrijvigheid, immers niet garanderen dat de winst aan de aanmerkelijke digitale aanwezigheid wordt toegerekend in lijn met de waarde die wordt gecreëerd. Deze situatie doet zich voor wanneer een aanmerkelijke digitale aanwezigheid actief is via een digitale interface zonder enige vorm van fysieke aanwezigheid in een bepaald rechtsgebied of wanneer er geen sleutelfuncties worden uitgeoefend in het rechtsgebied van de aanmerkelijke digitale aanwezigheid.

Bij de functionele analyse van de aanmerkelijke digitale aanwezigheid moeten activiteiten die worden verricht door de onderneming via een digitale interface en verband houden met data en gebruikers, worden aangemerkt als economisch wezenlijke functies die relevant zijn voor de toerekening van de economische eigendom van activa en van risico's aan de aanmerkelijke digitale aanwezigheid. De winsttoerekening moet rekening houden met de ontwikkeling, de uitbreiding, het onderhoud, de bescherming en de exploitatie van immateriële activa bij de uitoefening van de economisch wezenlijke activiteiten door de digitale aanwezigheid, ook als deze geen verband houden met door personen uitgeoefende functies in dezelfde lidstaat.

Bij het aantrekken van nieuwe gebruikers op een sociaal netwerk bijvoorbeeld is het geheel van immateriële activa die toe te rekenen zouden zijn aan het bedrijf van het sociale netwerk, van cruciaal belang om de positieve externe factoren van het netwerk te garanderen, dat wil zeggen het feit dat de gebruikers zich met een groot aantal andere gebruikers kunnen verbinden. De uitbreiding van het netwerk die via de aanmerkelijke digitale aanwezigheid wordt gerealiseerd, versterkt datzelfde geheel van immateriële activa. Dit geheel van immateriële activa zou nog verder worden versterkt als data op gebruikersniveau worden verwerkt waardoor het sociale netwerk advertentieruimte zou kunnen verkopen tegen een meerprijs, aangezien deze ruimte op de interesses van de gebruikers is afgestemd.

Hieruit vloeit voort dat de functies met betrekking tot de ontwikkeling, de uitbreiding, het onderhoud, de bescherming en de exploitatie van unieke immateriële activa typisch zijn voor een aanmerkelijke digitale aanwezigheid. Elk van de economisch wezenlijke activiteiten draagt op een unieke wijze bij aan de waardecreatie in de digitale bedrijfsmodellen en maakt integrerend deel uit van deze modellen. De profit-splitmethode zou dus vaak de meest geschikte methode kunnen vormen om winsten toe te rekenen aan de aanmerkelijke digitale aanwezigheid. In dit verband zijn mogelijke splitsingsfactoren onder andere de kosten voor onderzoek, ontwikkeling en marketing (toerekenbaar aan de aanmerkelijke digitale aanwezigheid vis-à-vis de kosten die toerekenbaar zijn aan het hoofdhuis en/of aan andere aanmerkelijke digitale aanwezigheden in andere lidstaten), het aantal gebruikers in een lidstaat en de per lidstaat verzamelde data.

De voorgestelde regels leggen alleen de algemene beginselen voor de toerekening van winsten aan een aanmerkelijke digitale aanwezigheid vast terwijl specifiekere richtsnoeren inzake winsttoerekening kunnen worden opgesteld in de passende internationale fora of op EU-niveau.

2018/0072 (CNS)

Voorstel voor een

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.